Recht van eerste koop

Het te koop aanbieden van een perceel is niet altijd voldoende om het recht van eerste koop uit te kunnen oefenen.

Het recht van eerste koop (voorkeursrecht) is een recht dat bijvoorbeeld de eigenaar van een perceel bij contract aan een andere persoon kan toekennen. Het voorkeursrecht geeft die andere persoon het recht om van de eigenaar te eisen dat deze de zaak eerst aan hem te koop aanbiedt. De eigenaar zegt met de toekenning van het voorkeursrecht niet toe dat hij de zaak zal verkopen, maar wel dat als hij het zou willen verkopen, hij de zaak dan eerst aan die ander te koop zal aanbieden. Wat het voorkeursrecht precies inhoudt, hangt af van hoe het is geformuleerd.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde onlangs over de vraag hoe het voorkeursrecht moest worden uitgelegd dat twee buren met elkaar hadden afgesproken. Op het landelijk gelegen perceel van A had B een buitenbak aangelegd. De buren spraken af dat B een recht van eerste koop heeft op de grond van A waar de buitenbak zich op bevindt, op het moment dat A voornemens is over te gaan tot vervreemding daarvan in welke zin dan ook.

Op enig moment heeft A haar woning met de daarbij behorende grond (inclusief de buitenbak) te koop gezet. Ook hebben er bezichtigingen plaatsgevonden en is er een bod door een geïnteresseerde gedaan. Volgens B had A, gelet op deze omstandigheden, het voornemen om (het perceel en) de grond onder de buitenbak te vervreemden. A had daarom aan B moeten aanbieden om de grond onder de buitenbak te kopen, aldus B. In een gerechtelijke procedure eiste B onder meer dat A zou worden veroordeeld om de grond aan B te koop aan te bieden.

Het gerechtshof wijst erop dat A met het te koop aanbieden van het perceel niet tegen iedere prijs en/of onder alle voorwaarden tot daadwerkelijke verkoop en daarmee vervreemding van de grond onder de buitenbak zal willen overgaan. Ook speelde mee dat het perceel van A niet tegen een bepaalde prijs was aangeboden, maar met de opmerking "binnenkort in de verkoop". Verder stond ook niet vast dat A daadwerkelijk de grond onder de buitenbak zou verkopen. De formulering van de afspraak tussen A en B  om "voornemens" te zijn om "over te gaan tot vervreemding" was daarom in dit geval niet voldoende concreet om B het voorkeursrecht te laten uitoefenen. A hoefde de grond onder de buitenbak (nog) niet aan B te koop aan te bieden.

Als u een recht van eerste koop wil afspreken, is het dus belangrijk om duidelijke afspraken te maken op welk moment de betreffende zaak aan (of door) de ander te koop moet worden aangeboden. Was het beding hier anders geformuleerd, dan had B wellicht meer succes gehad. Onze advocaten kunnen u adviseren.