De Wet compensatie transitievergoeding en de "slapende dienstverbanden"

Kan een werkgever door een werknemer verplicht worden om zijn "slapend dienstverband" te beëindigen onder betaling van de wettelijke transitievergoeding?

Eerder hebben wij u bericht over het feit dat met de invoering van de WWZ per 1 juli 2015 de werkgever ook de transitievergoeding moet betalen aan een werknemer die ontslagen wordt vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. Dit heeft bij veel werkgevers geleid tot een praktijk waarbij de dienstverbanden van langdurig zieke werknemers slapend in stand worden gehouden, louter en alleen om te voorkomen dat de transitievergoeding moet worden betaald. Met de Wet compensatie transitievergoeding wil de wetgever deze constructie tegengaan. De vraag rees echter of de deze wet met zich meebrengt dat een werkgever verplicht kan worden om een "slapend dienstverband" te beëindigen onder betaling van de wettelijke transitievergoeding.

In een procedure over dit onderwerp bij de kantonrechter in Roermond, waarbij ik betrokken ben, heeft deze kantonrechter bij vonnis van 10 april 2019 zogenaamde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld over de verhouding tussen de Wet compensatie transitievergoeding en de "slapende dienstverbanden". Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. 

De door de kantonrechter in Roermond gestelde prejudiciële vragen komen er in het kort op neer of, en zo ja, onder welke omstandigheden een werkgever als "goed werkgever" akkoord moet gaan met het voorstel van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer tot beëindiging van het "slapende dienstverband", onder betaling van de wettelijke transitievergoeding. Vorige week woensdag heeft de Advocaat-generaal bij de Hoge Raad haar advies aan de Hoge Raad uitgebracht inzake deze prejudiciële vragen.

De Advocaat-generaal vindt dat een werkgever in principe verplicht is om op verzoek van een langdurige zieke werknemer een "slapend dienstverband" te beëindigen en een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding te betalen. Sinds er een wet is waarin is geregeld dat werkgevers door het UWV worden gecompenseerd voor betaling van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, gaat het argument dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd niet meer op volgens de Advocaat-generaal. Bovendien is het duidelijk dat de wetgever af wil van de "slapende dienstverbanden". Op grond daarvan brengt de eis van "goed werkgeverschap" met zich mee dat een werkgever een werknemer niet in een "slapend dienstverband" mag houden met als enige reden om de betaling van de transitievergoeding te ontlopen. De werkgever is dus verplicht om   als de arbeidsongeschikte werknemer daarom verzoekt  het slapende dienstverband te beëindigen en een bedrag ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding te betalen. Dit kan anders zijn als de werkgever gerechtvaardigde belangen heeft om de arbeidsongeschikte werknemer toch in dienst te houden, bijvoorbeeld als er een reëel uitzicht is op re-integratie. Aldus de Advocaat-generaal.

Het toeval wil dat op diezelfde dag de kantonrechter te Utrecht ook in het voordeel van de werknemer heeft beslist en daarbij ongeveer dezelfde redenering erop nahoudt als de Advocaat-generaal.

Voor alle duidelijkheid merk ik op dat de Hoge Raad nog uitspraak moet doen en dat dan pas duidelijk wordt of de Hoge Raad het advies van de Advocaat-generaal overneemt. Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet, maar zodra daarover meer bekend is, laten wij u dit natuurlijk weten.