Proportionaliteit bij aanbestedingen

Een gemeente stelt bij een aanbesteding onredelijke eisen. Kan dat zomaar?

Recent speelde voor de Haagse rechtbank een zaak over een aanbestedingsprocedure voor de inkoop van jeugdzorg. Volgens de klagende inschrijver stelden de samenwerkende gemeenten onredelijke en disproportionele eisen. Zo eisten de gemeenten onder meer dat alle soorten zorg moeten worden aangeboden, er geen wachtlijsten mogen ontstaan, alle financiƫle risico's bij de inschrijver liggen en dat er geen veiligheidsventiel is bij overschrijding van de maximale zorgvraag.

Volgens de rechter schonden de gemeenten hiermee het proportionaliteitsbeginsel. De Aanbestedingswet bepaalt dat de aanbestedende dienst het proportionaliteitsbeginsel in acht moet nemen, hetgeen inhoudt dat de gestelde eisen in redelijke verhouding moeten staan tot de aard en de omvang van de opdracht. Dit beginsel is verder uitgewerkt in de Gids Proportionaliteit. Afwijken van de regels in deze gids mag, mits dit gemotiveerd wordt in de aanbestedingsstukken. Dat was in deze zaak niet gedaan.

Het proportionaliteitsbeginsel houdt ook in dat de risicoverdeling in balans moet zijn. Het verweer van de gemeenten ( "je bent toch niet verplicht mee te doen aan de aanbesteding ") kon terecht op weinig waardering van de rechter rekenen, want aldus haal je de basis onder het aanbestedingsrecht uit: vrije toegang voor iedereen tot het meedingen naar overheidswerken en opdrachten.

De rechter oordeelde dat de gemeenten de aanbestedingsprocedure stop moeten zetten. De gemeenten hebben inmiddels hoger beroep aangekondigd. Uiteraard houden we u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen in deze zaak.

Maar zowel voor aanbestedende diensten als inschrijvers is het onderwerp "proportionaliteit " van groot belang. Deze uitspraak van de Haagse rechter is daarvan een mooi voorbeeld. De aanbestedende dienst kan niet alles op het bordje van de inschrijvers leggen.