De ondergrens van kansschade

Kansschade is de schade die wordt geleden door het verlies van een kans op beter resultaat. Moet die kans een minimum omvang hebben?

Het leerstuk van de kansschade speelt onder meer een rol bij beroepsfouten van artsen, accountants, belastingadviseurs en advocaten. Bij dergelijke beroepsfouten is het vaak lastig om exact te bepalen hoe groot de schade is. Daarom gebruikt men de kansschade. De kern daarvan is: wat zou de kans op een beter resultaat zijn geweest indien de beroepsfout niet zou zijn gemaakt?

Onlangs heeft de Hoge Raad dit leerstuk toegepast in een zeer trieste zaak over medische aansprakelijkheid.

Een meisjestweeling wordt geboren. Een meisje overlijdt binnen één week na de geboorte. Het andere meisje moet een buikoperatie ondergaan, waarna een necrose in het rechterbeentje volgt en de amputatie daarvan. Het ziekenhuis aanvaardt daarvoor de aansprakelijkheid. Even later volgt een netvliesloslating aan beide ogen en het meisje wordt volledig blind.

De ouders stellen dat het geplande tweede onderzoek aan de ogen eerder uitgevoerd had moeten worden en dat dan het resultaat beter zou zijn geweest (de kans op een beter resultaat).

In de literatuur en lagere rechtspraak ging men er steeds vanuit dat er een grote kans op een beter resultaat moet zijn. Bij een te geringe kans bestond er geen recht op schadevergoeding. De Hoge Raad oordeelde in deze zaak echter anders. Er hoeft volgens de Hoge Raad geen sprake te zijn van een grote kans. Ook een niet grote kans op een beter resultaat, betekent volgens de Hoge Raad dat er schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.

Deze uitspraak verhoogt dus de kansen op schadevergoeding van mensen, die schade hebben geleden door beroepsfouten. Welk bedrag de ouders van dit meisje ook uiteindelijk zullen ontvangen; deze nachtmerrie is met geen enkel bedrag te verzachten.