Je kunt het maar beter regelen

De aanspraak op vergoeding bij een onvoltooide opdracht.

Een dienstverlener, die gespecialiseerd is in het begeleiden van ondernemers hun onderneming willen verkopen, spreekt met een opdrachtgever een vergoeding voor zijn werkzaamheden af. Die werkzaamheden bestaan uit een fase A en een fase B. Fase A bestaat uit het interesseren van partijen in de koop en overname van de onderneming en het selecteren van de beste kandidaat. Fase B bestaat uit het uitonderhandelen van de koop en overname van de onderneming door de geselecteerde kandidaat en het tot stand brengen van een koopovereenkomst. De vergoeding voor fase A bestaat uit een vaste opdrachtsom. De vergoeding voor fase B bestaat uit een opdrachtsom, die afhankelijk is van de met de geselecteerde kandidaat uit-onderhandelde koopsom voor de onderneming.

Fase A wordt succesvol afgerond. Ook fase B lijkt succesvol te kunnen worden afgerond. Maar op het laatste moment bedenkt de verkopend ondernemer zich en staakt hij de onderhandelingen. Kort daarna zegt hij de opdracht aan de dienstverlener op. De dienstverlener vordert niet alleen de afgesproken vergoeding voor fase A, maar ook de afgesproken vergoeding voor fase B, nu de koopsom voor de onderneming reeds uit-onderhandeld was en het tot stand brengen van een koopovereenkomst min of meer een formaliteit zou zijn. De opdrachtgever meent geen vergoeding te hoeven betalen voor fase B, nu hij de opdracht te allen tijde mocht opzeggen, dus ook voordat een koopovereenkomst tot stand werd gebracht.

Volgens de rechter ligt de waarheid in dit geval in het midden. De opdrachtgever vindt het gelijk aan zijn zijde waar het de opzegging van de opdracht betreft: hij mocht op elk moment opzeggen nu partijen dat uitdrukkelijk zijn overeengekomen. De opdrachtgever vangt evenwel bot voor zover hij aan die opzegging het gevolg verbindt dat hij niets voor fase B hoef te betalen. Over de vergoeding voor fase B, in de situatie dat fase B door toedoen van de opdrachtgever niet wordt afgerond, hebben partijen geen afspraak gemaakt. Bij gebrek aan zo'n afspraak moet worden teruggevallen op de wet.

De wet geeft een tweeledige regeling. Eerste regel is dat bij een voortijdige beëindiging van de opdracht een opdrachtnemer recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van de afgesproken vergoeding. Tweede regel is dat de opdrachtnemer recht heeft op de gehele afgesproken vergoeding als het voortijdig eindigen van de opdracht aan de opdrachtgever is toe te rekenen. Toekenning van de volledige vergoeding gaat de rechter in dit geval te ver omdat de opdrachtgever nu eenmaal mocht opzeggen en de dienstverlener geen argumenten heeft aangevoerd waarom de opdrachtgever van die opzeggingsbevoegdheid geen gebruik mocht maken. Met andere woorden: toerekenen betekent dat er een zeker verwijt aan de opdrachtgever moet kunnen worden gemaakt en daarvoor ziet de rechter hier geen aanleiding. Het vergoeden van een deel van de afgesproken vergoeding acht de rechter, conform de eerste wettelijke regel, wel op zijn plaats en de opdrachtgever wordt daartoe ook veroordeeld.

Deze casus leert dat je als dienstverlener maar beter zelf contractueel kunt voorzien in denkbare situaties die ertoe kunnen leiden dat je veel werk verricht maar daarvoor niet de bijbehorende vergoeding ontvangt. Daar kunnen wij u goed bij behulpzaam zijn.